Enquête of geen enquête: that’s the question
Voordat je begint met een welzijnsonderzoek, is het verstandig om goed na te denken over wat je met het onderzoek wilt bereiken. Pas als dat duidelijk is, denk je na over de vorm. Scholengroep Over- en Midden-Betuwe nam deze raad ter harte. En die aanpak bleek te werken.
Het opstarten van een nieuw welzijnsonderzoek zou niet al te veel voeten in de aarde moeten hebben, zo was de verwachting. “Als GMR hadden wij het voornemen om het onderzoek uit 2009 te herhalen”, vertelt GMR-voorzitter Gerrit Laurenssen. “Aan de hand van de nulmeting uit 2009 konden we nagaan hoe het er nu voorstond.” Maar dat liep net even anders. Geer Hubers, directeur van het Bestuursbureau: “We hebben een voorbereidingsgroep in het leven geroepen en ons afgevraagd wat we wilden: zonder poespas een nieuwe enquête de organisatie insturen of ons eerst grondig afvragen wat we in een nieuw onderzoek te weten wilden komen.”
Vervlechten
De voorbereidingsgroep bestond uit twee leden van de GMR, twee afdelingsleiders en twee personen van het personeelsbureau. Ook Geer Hubers had zitting in de voorbereidingsgroep. De groep kwam enkele keren bij elkaar. Hubers: “Gaandeweg ontstond het idee dat we zeker een relatie wilden leggen met het vorige onderzoek, maar dat het niet per se precies hetzelfde onderzoek hoefde te zijn. Bovendien wilden we ook de uitgangspunten van ons nieuwe strategisch beleidsplan in het onderzoek vervlechten. Daarom hebben we besloten dat het onderzoek zich moest richten op het benoemen, erkennen en verwerken van mogelijke welzijnsknelpunten uit het verleden. Belangrijk was ook dat we ons met het onderzoek wilden richten op de toekomst.”
Informatie
Voor de GMR was dit wel even wennen. Laurenssen: “Wij hadden het idee dat je door het afnemen van een enquête ook wel genoeg informatie boven tafel zou kunnen krijgen over de stand van zaken op welzijnsgebied. Maar uiteindelijk realiseerden we ons dat je met een enquête niet alles te weten komt.” Hubers vult aan: “Als je een enquête houdt, kun je grofweg stellen dat 65 procent van de deelnemers reageert. De overige 35 procent doet niet mee. Hun mening, gevoelens en wensen worden dus niet meegenomen in de uitkomsten van het onderzoek. Dat wilden we voorkomen.”