Tips voor intervisie
Essentieel voor goed functioneren van een intervisiegroep is volgens Wendy Zonneveld, dat iemand de rol van begeleider heeft. En verder: Hoe voorkom je dat de bijeenkomst blijft steken bij het uitwisselen van kennis? Hoe zorg je dat alle deelnemers iets van de sessie meenemen? Wat is een goede frequentie van bijeenkomsten?
Letterlijk mag intervisie een zelfhulpmethode zijn voor gelijkwaardige collega’s, in de praktijk vergroot het de opbrengst als een deskundig begeleider het proces bewaakt. “Dan kun je echt met elkaar de diepte ingaan, anders kan het snel verzanden of vervallen in bijpraten”, zegt Zonneveld. “De begeleider kan een externe zijn of iemand uit de eigen organisatie. Je kunt de rol ook laten rouleren tussen collega’s – zes of zeven bij elkaar is een mooie groep. Voordeel van een extern begeleider is wel, dat die onafhankelijk en belangeloos is.” Wat haar betreft is een leidinggevende als procesbegeleider niet aan de orde, omdat daarbij sprake is van een gezagsverhouding.
Thema verbreden
De begeleider moet zorgen voor structuur en afbakening, maar ook de nodige expertise in huis hebben voor het begeleiden van het proces. “Je moet heel alert zijn op oordelen, waarnemen hoe dingen worden gezegd en mensen op een prettige manier kunnen afkappen.” Een ander punt is het overkoepelend maken van het thema. Een goede begeleider weet de casus die iemand inbrengt zo te verbreden, dat alle deelnemers er iets aan hebben. Dat kan op allerlei momenten, vertelt Zonneveld. “Soms inventariseer je in het begin met welke vraag de meeste mensen verder willen. Of je vraagt als dat aan de orde is welke ervaring anderen met het thema hebben. Of aan het einde: Wat neem je hieruit mee? Wat ga je morgen anders doen?”
Frequentie
Verder kan de begeleider allerlei methoden hanteren. Een simpele manier om te structureren is bijvoorbeeld dat mensen om te beginnen twee vragen opschrijven die hen bezighouden en daar dan een van kiezen. Bij een goede afsluiting van een intervisiebijeenkomst wordt op een zorgvuldige manier teruggekoppeld naar de inbrenger van de vraag. Wat heeft hij of zij aan de sessie gehad? Qua frequentie suggereert Zonneveld eenmaal per maand. “Maar vijf maal per jaar is realistischer. Ik ken wel groepen die eens per jaar bij elkaar komen, maar dan is het lastiger om een band met elkaar te krijgen. Het voordeel van netwerkvorming is dan ook minder. Je zult iets minder snel gebruikmaken van elkaars expertise tussen de intervisiebijeenkomsten door, terwijl dat juist voor P&O’ers zo interessant is.”