“De investering is de moeite waard gebleken”
Een enquête of een breed gedragen welzijnstraject? Voor die keuze zag Scholengroep Over- en Midden-Betuwe zich in 2013 gesteld bij de voorbereiding van het periodieke welzijnsonderzoek. Drie jaar later is de eerste fase van het welzijnstraject afgerond. Was dit de juist keuze?
Terugblikkend op het keuzeproces dat Scholengroep Over- en Midden-Betuwe drie jaar geleden doormaakt, kunnen Harry Grimmius, Geer Hubers en Gerrit Laurenssen alleen maar bevestigen dat ze toentertijd de juiste beslissing hebben genomen. “Binnen de GMR hadden we aanvankelijk onze twijfels over de inzet van een breed gedragen welzijnstraject”, vertelt GMR-voorzitter Gerrit Laurenssen. “We hadden het idee dat je met een enquête ook wel genoeg informatie boven tafel zou krijgen. Achteraf bezien ben ik heel blij dat we toch voor het welzijnstraject zijn gegaan. Met een enquête hadden we lang niet dezelfde resultaten bereikt. Daar ben ik van overtuigd.”
Minder stress
Ook CvB-voorzitter Harry Grimmius is tevreden. “De investering is de moeite waard gebleken. Het traject heeft veel opgebracht. We zijn de afgelopen periode echt met de medewerkers in gesprek gegaan. We hebben open en eerlijk met elkaar gepraat. Dat was niet altijd gemakkelijk, maar levert wel veel op.” Ook Geer Hubers, directeur van het bestuursbureau, kijkt met een goed gevoel terug op de afgelopen periode. “Het traject is bijvoorbeeld erg goed geweest voor het bestuursbureau zelf. Het heeft bij ons wel wat ogen geopend. Mensen realiseren zich dat ze niet meteen alles uit hun handen hoeven te laten vallen als ze een vraag of verzoekje krijgen. Ze weten dat ze ook nee mogen zeggen of kunnen vragen hoeveel haast erbij zit. Misschien kan het ook wel de dag of week erna worden opgepakt. Dat geeft collega’s veel rust en minder stress. En dat is mooi om te zien.”
Context
Ondanks de positieve resultaten, is er ook enige teleurstelling over het gebrek aan animo om deel te nemen aan Voortgezet Werkplezier. “Op basis van de signalen die wij als GMR hebben opgevangen, verbaast het gebrek aan deelnemers me wel”, vertelt Laurenssen. “Vooral het feit dat op één van de locaties helemaal niemand aan Voortgezet Werkplezier heeft deelgenomen, vind ik wel een beetje teleurstellend.” Ook Hubers vraagt zich af of het traject genoeg informatie naar boven heeft gehaald. “Sluimert er niet nog iets, dat vraag ik me af. Tegelijkertijd weet ik ook wel dat een enquête ook niet alles naar boven haalt. Bovendien weet je dan de context van de antwoorden niet en de sfeer waarin de enquête is ingevuld. En dan krijg je resultaten die niet kloppen met de werkelijkheid.”
Je nek uitsteken
De heren zijn nieuwsgierig naar de toekomst. “Ik ben benieuwd naar hoe we er over een jaar voorstaan”, stelt Grimmius. “Ik hoop dat er dan veel meer mensen gebruik hebben gemaakt van Voortgezet Werkplezier.” Hubers vertelt dat het feit dat het eerste deel van het traject is afgesloten niet betekent dat het hele traject ten einde loopt. “We zijn ergens mee begonnen en gaan er gewoon mee door. Wel nemen we nu voorlopig afscheid van de extern ingehuurde procesbegeleiders van De Goede Praktijk. Zij hebben ons uitstekend geholpen. Maar nu moeten we het zelf gaan doen.” Laurenssen vult aan: “De Goede Praktijk heeft ons de weg gewezen. Ze hebben ons geen vissen gegeven, maar een hengel en een schepnet.” Grimmius sluit af: “Scholen moeten niet bang zijn om een welzijnstraject op te starten. Ze moeten het gewoon doen. Ik ben van mening dat we in Nederland besturen en schoolleiders met lef nodig hebben. Steek je nek maar uit. Er kunnen alleen maar goede zaken uit voortkomen.”