Uit onderzoek blijkt dat OOP’ers vaak heel tevreden zijn in hun werk, maar dat er ook knelpunten zijn. We zetten de belangrijkste inzichten op een rijtje.
Feiten en cijfers: vier op de vijf (zeer) tevreden
Verschillende grootschalige vragenlijstonderzoeken meten de werktevredenheid van onderwijspersoneel, waaronder OOP’ers. Zo brengt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties elke drie jaar de werkbeleving van medewerkers in publieke sectoren in beeld. Voion analyseerde de resultaten voor het voortgezet onderwijs. Daaruit blijkt dat OOP’ers hoger scoren op werktevredenheid dan andere functiegroepen: 82 procent van de OOP’ers is tevreden met hun baan, team en organisatie, gevolgd door 80 procent van het directiepersoneel en 72 procent van de docenten.
Een ander grootschalig vragenlijstonderzoek is de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO en het CBS. Uit de NEA-resultaten voor het voortgezet onderwijs blijkt dat 81 procent van de OOP’ers (zeer) tevreden is met hun werk. Deze vragenlijst maakt geen onderscheid tussen OOP’ers binnen en buiten de klas. OOP’ers zijn volgens deze vragenlijst bijvoorbeeld tevreden als het gaat om interessant werk (93 procent), mogelijkheden om te leren (88 procent) en goede leidinggevenden (87 procent). Ook is een meerderheid tevreden met het salaris (78 procent). Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat een deel van de OOP’ers zeer bevlogen is: ze voelen zich fit en sterk (61 procent), zijn enthousiast over hun baan (66 procent) en gaan regelmatig helemaal op in hun werk (62 procent). Daarin verschillen OOP’ers niet significant van docenten.
Contact met leerlingen geeft energie
Een OCW-onderzoek uit 2022 gaat dieper in op de werkbeleving van OOP’ers die in de klas werken, zoals instructeurs, klassenassistenten en toa’s. Uit het onderzoek blijkt opnieuw dat deze OOP’ers over het algemeen heel tevreden zijn met hun functie en takenpakket. OOP’ers waarderen met name het contact met leerlingen, de afwisseling en het gevoel dat ze collega’s en leerlingen echt kunnen helpen. Bovendien ervaren OOP’ers veel autonomie.
Uit het onderzoek komen ook knelpunten naar voren. Die zitten voornamelijk in salaris en doorgroeimogelijkheden: OOP’ers ervaren soms dat ze beperkte doorgroeimogelijkheden hebben, taken moeten doen die buiten hun functie vallen en dat hun verantwoordelijkheden niet in verhouding staan tot het salaris. Ook worden OOP’ers niet altijd meegenomen in gezamenlijke activiteiten zoals scholing en teamuitjes. Daardoor missen OOP’ers soms waardering voor hun werk.
Afwisseling is goed, maar ontevredenheid over extra taken
De resultaten van een ouder onderzoek van Voion komen sterk overeen met het OCW-onderzoek. Dit onderzoek kijkt naar alle OOP-functies. Hieruit blijkt dat ook de OOP’ers buiten de klas, bijvoorbeeld conciërges, ICT’ers en secretaresses, over het algemeen (zeer) tevreden zijn met hun takenpakket. Onderwijsassistenten zijn volgens dit onderzoek het minst tevreden over hun takenpakket, secretaresses het meest. Vooral secretaresses, conciërges en onderwijsassistenten voeren vaak taken uit buiten hun functieprofiel. Het onderzoek vindt een verband tussen tevredenheid en werkzaamheden buiten je functie uitoefenen: OOP’ers zijn minder tevreden met hun werk als ze meer taken buiten hun functie uitvoeren. Dit heeft er onder andere mee te maken dat OOP’ers aangeven niet beloond of gewaardeerd te worden voor de extra taken.
Hoewel OOP’ers de afwisseling van hun werk juist leuk vinden, kan het toebedelen van extra taken dus juist averechts uitpakken. De onderzoekers geven dan ook aan dat het belangrijk is om een uitbreiding van het takenpakket van OOP’ers goed te overleggen en passend te belonen.