Betreft: Onderzoek naar de begeleiding van startende docenten in het voortgezet onderwijs
In opdracht van: Ministerie van OCW
Uitgave: Lerarenopleiding Rijksuniversiteit Groningen
Datum rapport: 21 februari 2020
De Rijksuniversiteit Groningen deed o.l.v. Michelle Helms-Lorenz onderzoek naar de effecten van begeleiding van docenten tijdens de eerste drie jaar van het lesgeven op de middelbare school – in het hele land als specifiek in het noorden van Nederland. Dit heeft geresulteerd in twee eindpublicaties. Beide rapportages geven inzicht in de stand van zaken van de begeleiding van startende leraren. Ook worden er aanbevelingen gedaan om de effecten van de begeleiding te vergroten.
Conclusies
Het inductiearrangement behelst het treffen van maatregelen die erop gericht zijn de werksituatie, begeleiding en samenwerking tussen collega’s te verbeteren. De verwachting is enerzijds dat deze maatregelen stressverlagend zullen werken, met minder beroepsverlating tot gevolg. Anderzijds is de verwachting dat de begeleiding in de klas en het systematisch werken met professionaliseringsplannen en schoolenculturatie een positieve bijdrage zullen leveren aan het gevoel van eigenbekwaamheid, effectief gedrag in de klas, de motivatie en het enthousiasme van de beginnende docent. De psychologische concepten zoals stressbeleving, enthousiasme en gevoel van eigenbekwaamheid zijn in dit landelijke project niet onderzocht. Deze factoren zijn wel onderzocht in de noordelijke provincies en hiervan verslag is gedaan in de eindrapportage ‘Inductie in het noorden 2014-2019’.
Uit dit onderzoek is gebleken dat een aantal persoonlijke en contextuele factoren van invloed is op de begeleiding, de ontwikkeling van vaardigheden en uiteindelijk op het beroepsbehoud. De persoonlijke en contextuele factoren beïnvloeden niet alleen het primaire proces maar ook het begeleidingsaanbod tijdens de eerste jaren.
Aanbevelingen
1.Gepersonaliseerde inwerktrajecten;
2.Organisatie en implementatie van inductie verdienen meer aandacht op scholen met meerdere vestigingen;
3.Meer en andersoortige inductie voor 30-plussers;
4.Intensievere trajecten ontwikkelen op scholen met leerlingen die gemiddeld lager scoren op SES;
5.Een wegingsfactor voor contextfactoren in financieringsmodellen invoeren;
6.Gerichte oefening;
7.Selectie bij de poort herzien;
8.Duidelijke beoordelingscriteria.