Betreft: Een onderzoek naar de vergroting van de instroom in de eerstegraads lerarenopleiding bij de bètavakken wiskunde, informatica, natuurkunde en scheikunde.
Uitgevoerd door: Universiteit Leiden, TU Delft, University of Groningen Faculty of Science and Engineering.
Datum rapport: 2020
Dit rapport geeft de resultaten weer van een onderzoek dat is uitgevoerd door drie universiteiten naar de vergroting van de instroom in de eerstegraads lerarenopleiding bij de bètavakken wiskunde, informatica, natuurkunde en scheikunde. Het onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met de decanen van de bètafaculteiten vanwege de zorgen over de lage instroom in universitaire lerarenopleidingen. Het onderzoek maakt deel uit van een project tot versterking van de bètadidactiek waaraan ook de Universiteit Twente en de Universiteit Utrecht deelnemen, en is mogelijk gemaakt door subsidie van het ministerie van OCW.
Conclusies
1. De educatieve minor vervult zijn kwalificerende functie
De educatieve minor beoogt onder meer studenten op te leiden tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid. Deze functie wordt goed vervuld. De slagingspercentages zijn hoog. Studenten ontwikkelen hun vakdidactische kennis (PCK) en het eigen vertrouwen in het hun onderwijscapaciteit (self-efficacy) groeit. Ze ervaren bovendien de minor als een positieve kennismaking met het beroep en zijn positief over de stage-school.
2. De educatieve minor vervult zijn oriënterende en doorstroomfunctie niet goed
De educatieve minor is bedoeld om studenten te interesseren voor het leraarschap en hen te stimuleren om vervolgens ook door te stromen naar de educatieve masteropleiding. Deze beide functies worden niet goed vervuld.
3. Een grote groep bètastudenten is potentieel geïnteresseerd maar slechts een fractie kiest voor het leraarsberoep
Het onderzoek laat ook zien dat van onder die sterk gestegen instroom in bètabachelor studies een behoorlijk grote groep, 25%, interesse heeft in het leraarsberoep. Daarbij kunnen twee subgroepen worden onderscheiden. De ene subgroep heeft een hoge sociale interesse en vindt sociaal contact dan ook een belangrijke carrièrewaarde terwijl de andere subgroep vooral intellectuele uitdaging zoekt in een beroep.
Hoe kan de keuze voor het leraarschap worden bevorderd?
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek komen de onderzoekers tot de volgende aanbevelingen: