Betreft: een internationaal onderzoek naar de leer- en werkomgeving van leraren en hun schoolleiders in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Uitgevoerd: International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA)
In opdracht van: een samenwerking van overheden en OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Datum uitgave: juni 2019 (deel 1), maart 2020 (deel 2), juli 2020 (nationaal rapport voortgezet onderwijs)
TALIS is een groot internationaal onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onder leraren en schoolleiders in de onderbouw van het voortgezet onderwijs naar hun leer- en werkomstandigheden. Aan dit onderzoek hebben 48 landen deelgenomen, waaronder Nederland. Het Nederlandse TALIS-team heeft ook een nationaal rapport samengesteld op basis van de resultaten van de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Belangrijkste internationale en nationale resultaten van TALIS 2018 voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs:
- 81 procent van de leraren in Nederland geeft aan de mogelijkheid te hebben om deel te nemen aan de besluitvorming omtrent hun school. Dit is vergelijkbaar met het internationale gemiddelde van 77 procent;
- Bijna één op de zes leraren in Nederland geeft aan minstens één keer per maand deel te nemen aan gezamenlijke professionele leeractiviteiten. Internationaal gezien geeft één op de vijf leraren aan met dezelfde frequentie deel te nemen aan zulke activiteiten;
- Ongeveer één op de drie leraren in Nederland geeft aan nogal tot veel stress te ervaren op hun werk. Dit is lager dan het OESO gemiddelde waar bijna de helft van de leraren aangeeft nogal tot veel stress te ervaren. Zowel leraren in Nederland als in de OESO landen geven aan dat te veel administratieve werkzaamheden de grootste bron van stress vormen;
- In Nederland zijn schoolleiders naar verhouding vaker tevreden met hun salaris dan leraren. Bijna 80 procent van de schoolleiders geeft aan tevreden te zijn met hun salaris in vergelijking met bijna 60 procent van de leraren. Het OESO gemiddelde van zowel schoolleiders als leraren ligt aanzienlijk lager met respectievelijk 47 procent en 39 procent;
- Ongeveer één op de acht leraren jonger dan 35 jaar in Nederland heeft de wens om binnen 5 jaar het onderwijs te verlaten. In internationaal perspectief geven leraren vaker aan deze wens te hebben met één op de zes leraren;
- Leraren in Nederland blijken op een aantal onderdelen in wisselende frequentie met elkaar samen te werken. Zo geeft één op de zes leraren in Nederland aan minstens één keer per maand gezamenlijk les te geven, 44% van de leraren in Nederland ontwikkelt en wisselt onderling minstens één keer per maand lesmateriaal uit, en 40 procent bespreekt minstens één keer per maand de voortgang van leerlingen;
- Leraren in Nederland geven – vergeleken met leraren in de OESO landen – ongeveer even vaak aan dat ze het (zeer) eens zijn met de uitspraak dat zij het landelijk onderwijsbeleid kunnen beïnvloeden (26 procent vergeleken met 24 procent);
- Een meerderheid van de leraren in Nederland (70 procent) geeft aan dat de feedback die zij hebben ontvangen over hun lespraktijk heeft geleid tot een positieve verandering op hun lesgeven. Leraren in de OESO landen geven dit net iets vaker aan met 71 procent;
- 65 procent van de leraren in Nederland is het (zeer) eens met de uitspraak dat stafleden op hun school dezelfde set aan overtuigingen over het lesgeven en het leren delen. In internationaal perspectief geldt dat 76 procent van de leraren het daarmee (zeer) eens is;
- De hoeveelheid schoolleiders in Nederland die aangeven dat de leraren op hun school de doelen van het lesplan begrijpen, dat ze de doelen van het lesplan implementeren en dat ze hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen wisselt enigszins. Zo geeft respectievelijk 76 procent, 66 procent en 53 procent van de schoolleiders dit aan;
- Leraren in Nederland ervaren een grote mate van autonomie. Zo geeft 95 procent aan dat zij het (zeer) eens zijn dat zij zeggenschap hebben over de inhoud van de lessen en de selectie van lesmethodes. In de OESO landen geeft respectievelijk 84 procent en 96 procent van de leraren dit aan.
Download de rapporten of bekijk de gerelateerde publicaties.