Betreft: Vertrekredenen leraren en docenten in het po, vo en mbo
Door: ResearchNed
In opdracht van: ministerie van OCW
Datum: december 2023
In opdracht van het ministerie van OCW, naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer, heeft ResearchNed onderzoek gedaan naar de redenen van leraren in het po en vo en docenten in het mbo om van baan te wisselen of om het onderwijs helemaal verlaten. Ook is gevraagd wat de vertrokken leraren op de oude werkplek had kunnen houden en wat ex-leraren zou kunnen motiveren om weer leraar te worden.
Voor dit onderzoek zijn 184 leraren geïnterviewd die recent van baan zijn gewisseld of buiten het onderwijs zijn gaan werken en hebben 129 leraren schriftelijk een toelichting gegeven op hun vertrekredenen. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen wat de redenen van leraren zijn om hun oude werkplek helemaal te verlaten.
Deze rapportage schetst enkel een beeld van leraren die het onderwijs hebben verlaten en is niet representatief voor de ervaringen van nog zittende leraren.
Resultaten: tien hoofdmotieven voor vertrek
De drie vaakst genoemde motieven om het onderwijs te verlaten zijn werkdruk, gebrek aan inhoudelijke uitdaging en de relatie met de schoolleiding.
Werkdruk
Leraren vinden dat ze in reguliere werktijd altijd ‘aan moeten staan’ en dat er nauwelijks momenten zijn om even rust te nemen. Deze leraren noemen vaak ook dat alles om het onderwijs heen veel energie opslokt, er veel administratie en bureaucratie is. Er is ook veel overwerk ‘het werk is nooit af’.
Eigen professionele rol en ontwikkeling
Deze groep leraren is uitgekeken op het beroep en zien te weinig ruimte en tijd voor onderwijsontwikkeling, innovatie en verdieping. Daardoor missen ze (inhoudelijke) uitdaging, dreigt verveling en is er vrees voor routinematig werk.
Negatief ervaren werkverhouding
Met name missen deze leraren ondersteuning, waardering en begrip bij de leiding en het bestuur. Leraren in deze groep klagen over incompetent leiderschap. Ze vinden dat de leiding vooral bezig is met andere zaken en weinig aandacht en begrip heeft voor de problemen, behoeften en wensen van leraren.
Andere genoemde motieven zijn:
Sectoronderscheid
De vo-groep is wat vaker ontevreden over de onderwijskundige visie/gebrek aan autonomie. Bij de overige motieven zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen de po-, vo- en mbo-groepen.
Motieven die het sterkst leiden tot vertrek uit het onderwijs
In dit onderzoek zijn zowel leraren bevraagd die binnen het onderwijs van baan wisselden als leraren die het onderwijs helemaal verlaten hebben. Tussen deze groepen zijn verschillen in motieven zichtbaar. Sommige motieven leiden er bij de bevraagden vaker dan andere toe dat leraren het beroep helemaal verlaten. Dit komt erg vaak voor bij de motieven ‘frustraties over de eigen impact als leraar’ en ‘gebrek aan flexibiliteit’ en ook duidelijk vaker bij de motieven ‘werkdruk’ en ‘gebrek aan persoonlijke ontwikkeling en uitdaging’. Deze motieven leiden aldus relatief sterk tot een capaciteitsverlies voor het onderwijs. De vertrekreden ’onvrede over de schoolleiding’ leidt juist relatief vaak tot een overstap naar een andere school in dezelfde sector. Dat vertrek lijkt hiermee dus sterk verbonden aan de specifieke situatie op een school. Bij de andere motieven zien we geen vermeldenswaardige verschillen.
De bevraagde leraren zijn vaak (toch) positief over en loyaal aan hun beroep
In het algemeen ontstaat uit de resultaten ook het beeld dat veel leraren trouw zijn aan hun beroep. De meeste bevraagde vertrekkers blijven in de (brede) onderwijssector werkzaam. En de meeste bevraagden die het onderwijs hebben verlaten, kijken per saldo positief terug op de onderwijstijd (60%). Het merendeel van degenen die geen leraar meer zijn, sluit een terugkeer als leraar ook niet uit. Opvallend in dit onderzoek is ook dat veel vertrekkers (80%) aangeven dat ze in principe behouden hadden kunnen worden op de oude werkplek, als daar bepaalde zaken anders waren geweest.
Adviezen aan OCW
Bijna alle geïnterviewden hebben een advies richting OCW geformuleerd. Samengevat komen de adviezen vooral neer op een oproep om de werkdruk van leraren te verlagen en daarnaast om leraren beter te faciliteren om zich op hun kerntaak (het lesgeven) te focussen en hen in die taak ook meer loopbaanperspectief te bieden, zonder dat ze daarvoor een functie behoeven te accepteren waarin ze helemaal geen les meer geven. Dat gaat dus om inhoudelijke interessante, hybride aanstellingen. De valkuil hierbij is dat leraren vanuit een aantrekkelijke hybride aanstelling vroeger of later toch de stap kunnen zetten om geen les meer te geven.
Lees de volledige samenvatting en de aanpak en resultaten van het onderzoek in het onderzoeksrapport >>