Uitgevoerd door: TNO onder begeleiding van Voion
In opdracht van: cao-partners in het voortgezet onderwijs
Uitgave rapport: april 2015
Al lange tijd geven medewerkers in het voortgezet onderwijs aan een hoge werkdruk te ervaren. Voor de cao-partners aanleiding om een literatuurstudie naar werkdruk te laten uitvoeren.
Het literatuuronderzoek ging in op de vraag welke mechanismen in het voortgezet onderwijs werkdruk kunnen veroorzaken en wat goede manieren zijn om met werkdruk om te gaan. Daarbij hebben de onderzoekers vooral gekeken naar manieren die de oorzaken van werkdruk wegnemen en die bewezen effectief zijn.
Opvallend is dat er veel wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de gevolgen van werkdruk, zoals een burn-out. Over de oorzaken van werkdruk in het voortgezet onderwijs bestaat nauwelijks literatuur op basis van wetenschappelijk onderzoek. Dat neemt niet weg dat er uit het literatuuronderzoek veel waardevolle praktijkbeschrijvingen en aanbevelingen naar voren zijn gekomen.
Verschillende mechanismen
Het onderzoek laat zien dat er verschillende mechanismen in het voortgezet onderwijs spelen die kunnen leiden tot een verhoogde werkdruk. Bijvoorbeeld de werkverdeling binnen een team, ofwel het taakbeleid. Nu is de werkverdeling vaak nog vooral gericht op de hoeveelheid werk die er onder collega’s te verdelen is. Maar wil je goed omgaan met werkdruk, dan moet je ook kijken naar zaken als persoonlijke interesse voor bepaalde taken, de geschiktheid om deze taken uit te voeren en de privé-omstandigheden van de medewerker.
Professionele ruimte en onderbezetting
Een andere kwestie die in het voortgezet onderwijs speelt en mogelijk werkdruk veroorzaakt, is de zeggenschap die medewerkers hebben over de invulling van hun werk. Professionele ruimte wordt als positief ervaren. Wanneer medewerkers zich niet gehoord voelen, kan dit leiden tot ontevredenheid. Daarnaast kunnen onduidelijke besluitvorming en taakomschrijvingen en te strikte regels of protocollen zorgen voor irritatie en frustratie.
Ook onderbezetting – vaak als gevolg van bezuiniging – is een boosdoener. Teams worden geacht hetzelfde werk met minder mensen te doen. Bovendien is het verloop onder beginnende leraren in het voortgezet onderwijs om verschillende redenen vrij hoog.
Persoonskenmerken en externe factoren
Scholen houden bij de inzetbaarheid van hun personeel nog te weinig rekening met zaken als de levensfase waarin een leraar zit of de bevoegdheid die hij heeft. Vaak ontbreekt er een integraal personeelsbeleid waarin veel aandacht is voor professionalisering en maatwerk. Ook blijken docenten met een tweedegraads bevoegdheid emotioneel zwaarder belast te worden en minder werkplezier te hebben. Allerlei verplichtingen en ontwikkelingen van buitenaf maken het er niet beter op: regeldruk vanuit het ministerie van OCW, toename van het leerlingenaantal plus de leerlingendiversiteit en voortdurende maatschappelijke veranderingen.
Succesvol omgaan met werkdruk
Mogelijke manieren om met werkdruk om te gaan, zijn vaak niet wetenschappelijk onderbouwd. Een uitzondering is de inductietraining voor beginnende leraren, waarvan het effect wel wetenschappelijk bewezen is. Veel van de initiatieven en interventies die de onderzoekers tegenkwamen, zijn niet wetenschappelijk getoetst. Medewerkers zijn er echter wel positief over.
Werkverdeling, professionele ruimte en regelruimte
Een voorbeeld van werkdruk aanpakken, is samen de dialoog aangaan over hoe het taakbeleid werkt in school. Schoolleiders en leraren moeten deze dialoog voeren en hier ook de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad bij betrekken. Scholen doen er goed aan bij andere scholen te kijken hoe zij op een goede manier het werk verdelen. Door deze good practices kunnen zij zich laten inspireren. In ieder geval is het van belang om de leraar de ruimte te bieden het werk zo veel als mogelijk naar eigen inzicht te doen en in gesprek te blijven over wat dat oplevert. Meer regelmogelijkheden voor de leraar vergroten zijn werkplezier.
Aanbevelingen cao-partners
Zowel voor de sociale partners als vo-scholen doen de onderzoekers concrete aanbevelingen.
Zo doen de cao-partners er goed aan om initiatieven altijd op effecten te evalueren. Ook zouden ze het primaire proces eens kritisch onder de loep kunnen nemen: op welke punten kan er slimmer gewerkt worden? Hoe zouden cao-partners scholen kunnen ondersteunen om er voor te zorgen dat de werkverdeling optimaal is?
Ook zouden de cao-partners opnieuw kunnen kijken naar adviezen die in eerste instantie in de la zijn beland. Een mooi voorbeeld van zo’n ‘vergeten’ initiatief is het voorstel van de commissie Onderwijstijd om één vakantie in te leveren voor vijf roostervrije dagen. Verder is het zaak dat de cao-partners kleine succesvolle initiatieven sectorbreed maken en hierover helder en proactief met scholen communiceren. Ten slotte kunnen de cao-partners zich vooral laten inspireren door sectoren als de zorg en de industrie. Deze hebben al veel ervaring opgedaan met zelf inroosteren en flexibel organiseren.
Aanbevelingen scholen
Ook de scholen krijgen een aantal aanbevelingen mee van de onderzoekers. Ze doen er volgens de onderzoekers goed aan nog eens kritisch te kijken naar hun taakbeleid. Niet alleen de hoeveelheid werk is belangrijk maar vraag je ook af wie waar goed in is, wie wat leuk vindt, wie wat aan kan en in hoeverre de thuissituatie eventueel te veel beslag legt op de leraar. Kijk ook hoe je het werk in de school flexibel kunt organiseren en probeer gewoon eens initiatieven uit. Vooral die waar leraren positief over zijn. Dus experimenteer met de werkverdeling en evalueer! Andere aanrader voor scholen is om volop gebruik te maken van kenniskanalen die sectorinformatie geven, zoals de websites van Voion, CNV Onderwijs, FvOv, AOb, FNV en de VO-raad. Gebruik de informatie, adviezen en tools die deze organisaties verstrekken. Onderzoek ten slotte welke subsidieregelingen er allemaal zijn en haak eventueel aan bij initiatieven op regionaal niveau.
Meer informatie