Artikel 13 lid 7 van de Arbowet verplicht de werkgever om de preventiemedewerker in elk geval de volgende taken te laten uitvoeren:
- het (mede) uitvoeren en opstellen van de RI&E;
- het adviseren van en nauw samenwerken met de P(G)MR en de bedrijfsarts;
- het uitvoeren van preventietaken (uit het plan van aanpak).
De minimum eisen voor deze deskundige ondersteuning zijn opgenomen in de
norm Deskundige ondersteuning bij uitvoering arbobeleid, in de Arbocatalogus-VO.
De werkgever mag de preventiemedewerker ook meer taken geven. Denk bijvoorbeeld aan:
- het bijhouden en registreren van bedrijfsongevallen;
- het onderhouden van het contact met de arbodienst of bedrijfsarts;
- de functie van vertrouwenspersoon vervullen;
- samenwerking met de bedrijfshulpverlening;
- voorlichting geven over preventie aan collega’s.
Van belang is dat de werkgever (en P(G)MR) de verdeling van preventietaken zo goed mogelijk laat aansluiten bij de eigen organisatie, functiegebouw en risicoprofiel. Er is dus geen standaard oplossing.
Onderlinge afstemming
Als de taken worden verdeeld over meerdere werknemers, zorg dan wel voor een goede onderlinge afstemming of coördinatie. Veel onderwijswerkgevers hebben een medewerker aangewezen als arbocoördinator, dit de meest voor de hand liggende persoon voor het regelen van die onderlinge afstemming.
Verdeling preventietakenHoud bij de verdeling van preventietaken ook rekening met de daarvoor benodigde deskundigheid.
Min of meer vanzelfsprekende keuzes zijn:
- preventietaken die te maken hebben met risico’s van het handelen van chemicaliën en andere gevaarlijke stoffen toewijzen aan een TOA;
- taken op het gebied van veiligheid van machines en gereedschap onderbrengen bij de vakdocent;
- taken die liggen op het vlak van het voorkomen van psychosociale arbeidsbelasting toedelen aan degene die P&O in portefeuille heeft;
- de controle op blusmiddelen, verbandtrommels en andere zaken die met EHBO te maken hebben, laten regelen door een (of meerdere) BHV’er(s) of door facilitair medewerkers.