Dit artikel is gepubliceerd in het Onderwijsblad en op de website van de Aob.
Slechts 6 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs is ‘van kleur’, tegenover 11 procent van de hele beroepsbevolking. Op de tweedegraadslerarenopleidingen zijn studenten van kleur niet ondervertegenwoordigd. Ergens loopt het spaak.
Wat leidt tot uitstroom van bevoegde docenten van kleur en hoe kan die voorkomen worden? Onderzoekers van Voion, het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds voor het voortgezet onderwijs, probeerden daar met literatuurstudie en interviews achter te komen.
Eerst maar eens de terminologie. In het Engels wordt het begrip van kleur veel gebruikt, in het Nederlands is het in opmars, licht onderzoeker Jordi Vermeulen toe. “Dit onderzoek draait erom of leerlingen zich in hun docenten kunnen herkennen. Dat betekent niet per se dat bij een Turks-Nederlandse jongen een Turks-Nederlandse docent voor de klas staat. Het gaat erom dat hij ziet: Hé, we hebben op school leraren die ook tot een minderheid behoren.” Het gaat dus om zichtbare kenmerken. Andere termen dekken bovendien vaak de lading niet helemaal. “Als iemands ouders in Nederland zijn geboren, heeft zo iemand bijvoorbeeld geen migratie-achtergrond.”
Eén van de factoren die tot uitstroom leiden, is de werkdruk. Op het eerste gezicht zou je denken dat daarin geen verschil bestaat tussen docenten van kleur en anderen. Maar docenten van kleur kiezen vaker voor scholen met een diverse leerlingenpopulatie en meer kinderen met leerachterstanden. Op zulke scholen is de werkdruk voor alle docenten hoger, wat over de gehele linie tot een grotere uitval leidt. Op deze manier speelt de werkdruk docenten van kleur relatief toch vaker parten.
Andere hindernissen zijn subtieler. Lees verder op de website van de AOB >>
Daar delen ook Mohamed Bouha (45), was docent economie, is nu business controller, Chaakir Benzina (25), docent Engels en teamleider en Lucelle Comvalius (50) was docent maatschappijleer, is sinds kort basisschooldirecteur, hun verhaal.