“Huidige discussie gaat vaak voorbij aan het hogere doel”
Hoe gaan de RAP-regio’s om met zij-instroom en wat is nodig om de inzet van ‘docenten van buiten’ te stimuleren? Voion organiseerde begin juni, samen met het ministerie van OCW, een kennisdelingsbijeenkomst om de resultaten op te halen, kennis te delen en ervaringen uit te wisselen. De verschillende regio’s hebben elk een andere ervaring met zij-instroom, maar zijn het over één ding eens: de discussie over waaróm je als bestuur een zij-instromer aan wilt stellen, is nog niet goed gevoerd.
De komende maanden stelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een wetsvoorstel op voor de modernisering van zij-instroom. Zij-instromers en hybride docenten zijn volgens het ministerie een welkome verrijking voor het onderwijs. OCW wil de route voor zij-instroom moderniseren omdat de inzet van zij-instromers en hybride docenten in het onderwijs succesvol is, maar de huidige subsidieregeling geen structurele oplossing biedt.
Nieuw wetsvoorstel
Het ministerie heeft toegezegd zij-instroom regulier in te willen bedden in een nieuwe wetgeving, die uiterlijk 2023 gereed moet zijn. Om tot een goed onderbouwd voorstel te komen, sprak OCW de afgelopen twee jaar met verschillende spelers uit het veld. Er zijn meerdere sessies georganiseerd waarbij zowel de sectororganisaties PO-Raad, VO-raad, MBO Raad en arbeidsmarktfondsen PO, Voion en SOM alsmede lerarenopleiders, besturen en zij-instromers aanwezig waren.
In 2019 zijn er bijna 2.000 zij-instromers in het onderwijs bij gekomen, van wie de meesten in het po of mbo aan de slag gingen: 930 in het mbo, 853 in het po (inclusief (v)so) en 189 in het vo. Uit onderzoek blijkt dat de inzet van zij-instromers en hybride docenten het onderwijs ten goede komt: zij beschikken over actuele kennis, zorgen voor diversiteit en inspiratie en bieden een ander perspectief. De inzet van zij-instromers en hybride docenten kan, vooral in het voortgezet onderwijs, beter gestimuleerd worden. Wat is daarvoor nodig en kunnen we op een andere wijze naar zij-instroom kijken?
Jaap Willem Westhoek van de RAP-regio het Groene Hart, Marius Bilkes van de RAP-regio Leiden en Duin & Bollenstreek en Roel Fleurke van de RAP-regio Noorderwijzer waren als projectleider aanwezig bij de kennisdelingsbijeenkomst.
Diversiteit benutten
RAP-regio Het Groene Hart, dat de streek van Woerden tot Wassenaar vertegenwoordigt, is aangesloten bij het initiatief Leraar van Buiten. Mensen die als zij-instromer in het onderwijs aan de slag willen gaan, presenteren daar hun portfolio. Zo is er volgens Jaap Willem Westhoek een sterke database ontstaan met potentiële kandidaten. “Meerdere regio’s maken gebruik van deze database, maar het wordt relatief weinig geraadpleegd door de tien schoolbesturen van onze RAP-regio. Het afgelopen schooljaar hebben wij hooguit vijf zij-instromers aangenomen. Als ik vanuit mijn functie als hoofd P&O van Scholengroep Spinoza spreek, dan vervullen wij onze vacatures vrij gemakkelijk - ook in de tekortvakken. We adverteren al in maart en krijgen veel geschikte reacties. Dan ontstaat al snel het idee dat ‘we geen zij-instromers nodig hebben’. Op die manier benader je het principe van zij-instroom alleen op een administratieve en kwantitatieve manier. Veel scholen kijken alleen naar zij-instroom als de nood aan de man is… omdat we de kwaliteitsdiscussie nog niet goed hebben gevoerd. Waarom willen we een zij-instromer of hybride docent aanstellen? Alleen om hiaten op te vullen of zie je als school ook de meerwaarde die zij bieden aan het team en de leerlingen? Ik zou dat vraagstuk wel eens grondig af willen pellen, hebben we de voor-en nadelen van zij-instromers helder in beeld? Vindt iedereen het een goed idee? Kan een bestuur de inzet van zij-instroom omzetten in een beleidskeuze en de diversiteit goed benutten? Een goed en gedifferentieerd inductiebeleid is daarbij van groot belang. Zij-instromers brengen levenservaring en vakkennis mee, maar hebben in de regel ook scholing nodig in bijvoorbeeld pedagogisch-didactische kwaliteiten en vaardigheden in klassenmanagement. Dat vraagt om algemene én specifieke begeleiding. Bied als opleidingsschool en lerarenopleiding maatwerk zodat alle zij-instromers de eerste periode goed en persoonlijk worden begeleid en er minder kans is op vroegtijdig uitvallen. Daar hebben we met z’n allen nog werk te verrichten en dat geldt voor zowel werkgevers als opleidingen.”
Boventallige formatie
Bij de veertien schoolbesturen (vo en mbo) van de RAP-regio Noorderwijzer in Drenthe worden zij-instromers en hybride docenten slechts incidenteel aangesteld. “Er lopen wel trajecten op scholen, maar die zijn meer uit eigen initiatief ontstaan”, zegt Roel Fleurke, hoofd P&O van de onderwijsgroep Zuidwest-Drenthe en kartrekker van de RAP-werkgroep Opleiden en Professionaliseren. “De afgelopen jaren zijn er drie zij-instromers aangenomen, ook omdat het thema lerarentekort in onze krimpregio nauwelijks speelt. De vraag is of wij op grond van deze cijfers bestuurders kunnen overtuigen dat het instellen van zij-instromers een goed idee of zelfs noodzakelijkheid is. En durven zij het aan om een boventallige formatie samen te stellen? Dat is in onze regio nog niet goed besproken. In de Randstad is het lerarentekort veel nijpender en het blijkt dan logischer om met zij-instromers aan de gang te gaan.”
Vacatures creëren
Marius Bilkes, extern projectleider van de RAP-regio Leiden en Duin- en Bollenstreek beaamt dat de tien schoolbesturen van zijn regio de afgelopen twee jaar maar liefst vijftig zij-instromers en hybride docenten hebben aangenomen. “De samenwerking tussen de schoolbesturen startte ruim twee jaar geleden en ik merk tijdens de maandelijkse overleggen dat het gesprek over zij-instroom inhoudelijk is veranderd. In het begin ging het voornamelijk over kwantiteit en het opvullen van tekorten, maar nu buigen we ons over vragen zoals hoe we zij-instroom het beste in kunnen zetten in de regio, daarop beleid kan worden gemaakt en er in de formatie rekening mee kan worden gehouden”, zegt Bilkes die een aantal jaar geleden ook zelf als zij-instromer in het onderwijs is beland. “De discussie moet op inhoud worden gevoerd. Wij zien nu dat schoolbesturen met een zij-instromer in zee gaan, ondanks dat er ook geschikte kandidaten met een bevoegdheid zijn. En er zijn scholen die een zij-instromer of hybride docent zo graag aan zich verbinden dat ze een vacature creëren. Dan draai je de zaken om.”
Ondernemerschap nodig
Roel Fleurke: “Er is ondernemerschap nodig om dit soort stappen te zetten. De besturen in onze regio hebben elk een heel andere beleving bij zij-instroom. De een creëert een vacature voor een zij-instromer die zij graag aan hun team toevoegen. De ander is terughoudend, herkent de voordelen niet of nog onvoldoende en deinst daardoor terug voor het risico. Dat risico ligt voornamelijk bij de school als eventueel toekomstig werkgever. De scholen nemen deel aan het selectieproces, verzorgen assessments, proeflessen en trainingen in klassenmanagement en zetten zich als opleidingsschool in voor de toelating. Dan moet je als schoolbestuur wel heel gemotiveerd zijn. Als er beleidsmatig een duidelijk beeld wordt gevormd van de voordelen van zij-instroom, kun je de instrumenten ook veel beter inzetten.”
Op strategisch niveau
De projectleiders benadrukken dat de inzet van zij-instroom alleen kan worden gestimuleerd als de schoolbesturen er vierkant achter staan en uitdragen dat een docent van buiten een verrijking is voor de hele organisatie. Jaap Willem Westhoek: “Het onderwerp wordt vaak te administratief benaderd, terwijl er op strategisch niveau moet worden nagedacht. Ik zie geregeld dat sterke kandidaten mij benaderen, maar de scholen doen er te weinig mee. Willen we het nou wel of niet? Het zou goed zijn als we teruggaan naar de tekentafel en een fundamentele discussie voeren over de toegevoegde waarde van zij-instroom. Daarnaast is er een regionale aanjager nodig die de verwachtingen bij de besturen en kandidaten goed managet. Op het moment dat kandidaten zich inschrijven, moeten ze weten of ze überhaupt geschikt zijn en hoe de weg verder verloopt. Je moet blijven communiceren en daarvoor moet tijd worden vrijgemaakt.” “Het is daarnaast belangrijk om het met elkaar te doen”, vult Marius Bilkes aan. “Wij kunnen wel meet & greet avonden en meeloopdagen organiseren, maar de scholen doen het werk. In onze regio zijn de scholen heel actief, we krijgen vrijwel dagelijks de vraag of er nog een geschikte kandidaat beschikbaar is. Die vraag hebben we als het ware geforceerd door het aanbod goed te structureren. Scholen vinden het gemakkelijk dat er een kandidaat klaarstaat die zich uitgebreid heeft georiënteerd en na contact met de opleiding weet wat de mogelijkheden zijn. De school hoeft daardoor geen vacature te plaatsen en in feite alleen nog maar ja te zeggen.”
Onnodig moeilijk
De projectleiders hopen dat de wetgeving meer structuur en maatwerk biedt zodat het de zij-instromers niet onnodig moeilijk wordt gemaakt. Roel Fleurke ziet graag dat de discussie rondom de brede bevoegdheid weer wordt opgepakt. “Het advies van de onderwijsraad om vakbevoegdheden te bundelen, ligt in de koelkast. We zijn nu erg gericht op wát een leerling leert in plaats van hoe een leerling leert. Dat zorgt voor steeds moeilijkere regels voor de vakken en een onduidelijke communicatie met de buitenwacht. Mensen die een brede ervaring hebben opgedaan in het bedrijfsleven, worden in een smal vakje gedwongen. Ik selecteer liever kandidaten die het leuk vinden om leerlingen te ontwikkelen. Vanuit die basis kun je extra leerstof aanbieden als maatwerk, waarbij beter gebruik wordt gemaakt van het geschiktheidsonderzoek waarin de kwaliteiten en aandachtspunten van de kandidaten staan opgetekend.” Jaap Willem Westhoek is het daarmee eens: “In allerlei beroepen kun je sprongen maken en jezelf ontwikkelen, behalve in het onderwijs dat een tegengestelde beweging maakt en mensen in een smal hokje plaatst. Zorg ervoor dat kandidaten een brede basis krijgen en maak gebruik van hun ervaring. We zijn zelf ook een erkende opleidingsschool, dus we kunnen kandidaten pedagogisch en didactisch prima begeleiden. Ik zou graag een duidelijke route zien voor zij-instromers, een route die minder afhangt van het instituut waarmee je samenwerkt. En die resulteert in een hbo-diploma en een officiële bevoegdheid, zodat je zij-instromers niet met een onduidelijk certificaat of derdegraads bevoegdheid afscheept.”
Perfecte docent
Marius Bilkes pleit eveneens voor een flexibele opleiding voor zij-instromers en een betere beoordeling op de scholen. “De opleiding en begeleiding van kandidaten moet uitgaan van de vaardigheden die zij al hebben opgebouwd. Wij horen regelmatig van zij-instromers dat zij door dezelfde hoepel moeten springen als 18-jarigen die de lerarenopleiding volgen. Dat vaak hoogopgeleide mensen die al een loopbaan achter de rug hebben of een bedrijf hebben opgericht. Nederland stelt hoge eisen aan de vakinhoud die iemand in zijn initiële opleiding heeft opgebouwd, naast andere vaardigheden die belangrijk zijn voor een docent. Je moet als zij-instromer haast een perfecte docent zijn, nog voordat de opleiding begint. Het geschiktheidsonderzoek is met name bij de tweedegraadsopleidingen zeer uitgebreid en laat weinig ruimte voor flexibiliteit. Het oordeel van scholen zou zwaarder mee mogen wegen - zij spreken als werkgever immers het vertrouwen in iemand uit. Onze regio is met de lerarenopleidingen in gesprek voor meer maatwerk en een betere begeleiding tijdens de eerste maanden die een zij-instromer voor de klas doorbrengt, nog voordat zijn studie begint. Zij-instromers die na 1 april worden aangenomen, krijgen pas in de eerste helft van het schooljaar een geschiktheidsonderzoek en starten in februari met de opleiding. Dat hebben we met zijn allen niet goed geregeld. De lerarenopleidingen, opleidingsscholen of besturen moeten hierin samen optrekken. Organiseer het zo goed mogelijk voor zij-instromers. Zij zeggen, soms gedeeltelijk, hun baan op en dan is het niet prettig om te horen dat de opleiding pas een half jaar later begint. Kandidaten lopen op die manier zekerheid en inkomsten mis en dat is een te groot risico. Als er ook nog veel onduidelijkheid is, de route te lang duurt en de ondersteuning niet optimaal is, zijn we niet goed bezig. De ‘klant’ staat niet centraal in het huidige systeem, terwijl we zij-instromers hard nodig hebben om een aantal uitdagingen het hoofd te bieden.”
Er is geen regie op de keten, zegt Jaap Willem Westhoek ten slotte. “Tijdens de sessie merk je dat de keten nog niet goed in elkaar steekt, ieder neemt zijn eigen verantwoordelijkheid en de RAP-regio’s vinden hun eigen wiel uit. De belangen kunnen daardoor haaks op elkaar staan en gesprekken daarover kosten veel tijd en energie. De regie moet strakker; laten we ons afvragen hoe zij-instroom beter georganiseerd kan worden. In de huidige discussie wordt nog te vaak voorbijgegaan aan het hogere doel dat we met zijn allen hebben: goede docenten voor onze leerlingen.”
De resultaten van de kennisdelingssessie ‘Inbedding zij-instroom’ zijn voor OCW en de deelnemers aan de sessie aanleiding om komend najaar opnieuw bij elkaar te komen, zodat op deze wijze een adequaat wetsvoorstel over de inbedding van zij-instroom wordt opgesteld.