In het vo is of komt er in bepaalde vakken een lerarentekort. Er zijn verschillende landelijke initiatieven om die tekorten te verminderen, zoals de vier kansrijke initiatieven die procesregisseurs tekortvakken vo hebben ontwikkeld. Wat kunnen de RAP-regio's daarvan leren? Daarover werd kennis gedeeld in de regionale RAP-bijeenkomsten op 14 en 21 oktober.
In het schooljaar 2019-2020 hebben procesregisseurs tekortvakken vo in opdracht van het ministerie van OCW en in samenwerking met het veld vier kansrijke initiatieven aangejaagd, verdiept en verbreed.
Welke en hoeveel lerarentekorten er zijn, verschilt van regio tot regio. Sommige scholen vinden het wel meevallen of redden het met bijvoorbeeld leraren in opleiding en/of zij-instromers. De vakken waarin tekorten spelen, zijn meestal de bètavakken (natuurkunde, scheikunde en wiskunde), Nederlands, Engels, Duits, klassieke talen en techniek.
In sommige regio's zijn er geen tekorten, omdat de uitstroom van leraren gelijk opgaat met de krimp van het aantal leerlingen. Het betekent wel dat het dan moeilijk is om binnen de formatie te vergroenen. Soms schrapt een school een vak als techniek of ict als daar geen docent voor te krijgen is. Dan lijkt het of er geen tekort is. Ook is er soms eerder een plaatsings- dan een wervingsprobleem: scholen willen bij voorkeur een bevoegd docent, want ze hebben geen tijd om onbevoegde docenten te begeleiden.
Als het tekort niet zo groot is en er niet zo'n grote jacht is op docenten, is een intensievere en structurele aanpak beter mogelijk volgens enkele deelnemers.
Voor veel van de deelnemers aan de RAP-kennisdelingsessies zijn de vier initiatieven redelijk nieuw. Ze vinden ze inderdaad kansrijk en willen graag met hun bestuurders bespreken welk initiatief ze in hun regio kunnen toepassen en in welke mate. Met name de initiatieven Van ingenieur naar docent en Van overschot naar tekort worden als interessant gezien voor de arbeidsmarktproblematiek van de komende jaren. De inzet van PAL'ers zien de deelnemers nu vooral als waardevol voor de aanpak van achterstanden door het online onderwijs in coronatijd.
Dan komt de vraag: hoe overtuig je bestuurders? De deelnemers signaleren dat regionale strategische personeelsplanning (SPP) en harde cijfers nodig zijn, maar merken dat die op regioniveau moeilijk boven tafel te krijgen zijn. Volgens de deelnemers zijn bestuurders gewend om cijfers binnenskamers te houden en niet in hun keuken te laten kijken. Om dat te doorbreken is vertrouwen nodig van de bestuurders in elkaar. Dat kost tijd. Op dit moment beschikken de meeste deelnemers niet over kwantitatieve gegevens voor de langere termijn. Keuzes worden dan ook niet op grond van die gegevens gemaakt. Zo is de begeleidingscapaciteit binnen scholen met regelmaat een knelpunt, omdat de opnamecapaciteit per schooljaar wordt bekeken. Je moet dus verder vooruitdenken en plannen maken voor over twee, drie jaar.
Zowel personeelsoverschotten als -tekorten zijn ongewenst. Een (leraren)overschot leidt tot niet-renderende opleidingen, een verminderd arbeidsmarktperspectief voor afgestudeerden en persoonlijke teleurstellingen. Het effect is bovendien een negatief beeld van het leraarsberoep. Binnen een hogeschool of universiteit is het lastig om de zorg over lerarenopleidingen met weinig studenten tot een gezamenlijk probleem te maken. Het management wil voorkomen dat meer investeren in de ene opleiding ten koste gaat van een andere opleiding. Een suggestie is dat lerarenopleidingen studenten de mogelijkheid geven om in het laatste jaar van de opleiding een bevoegdheid te halen in een tekortvak als tweede vak.
Afstemming met deelnemende lerarenopleidingen in de regio is en blijft een aandachtspunt. Zij-instromers kunnen hun opleidingstraject aanzienlijk verkorten door te shoppen bij verschillende lerarenopleiders. In de regio zou daarnaast nog meer afstemming moeten zijn tussen regio en lerarenopleiding om de instroom van de initiële opleiding te koppelen aan de regionale aanpak.
Het onderwijs moet aantrekkelijker worden: schoolbesturen moeten aantrekkelijke werkgevers zijn en het lerarenvak moet een positiever imago krijgen. Daar is nog wel wat te doen, vinden de deelnemers. Leraren bepalen samen elke dag het imago van het beroep. Ze zouden moeten laten zien hoe mooi het beroep is, maar wat de buitenwereld vooral ziet en hoort, zijn de vele klachten hoe zwaar het is. Bovendien moet imago niet alleen extern gericht zijn, ook intern moet het kloppen. Wat je buiten belooft, moet je binnen waarmaken.
Als er dan mensen zijn die zich willen omscholen of zij-instromer willen worden, moet daar ook budget voor zijn. Het is jammer dat er niet of nauwelijks geld meer is voor de lerarenbeurs. Een alternatief is de zij-instroomsubsidie voor een tweede bevoegdheid te gebruiken.